8Organische peroxiden: Opslag
Richtlijn voor het veilig opslaan van organische peroxiden.
Versie
Deze PGS 8:2021 versie 1.0 (Augustus 2021) is inhoudelijk gelijk aan de door het Bestuurlijk Omgevingsberaad vastgestelde PGS 8:2020 versie 0.2 (April 2020). Redactioneel zijn er een aantal kleine wijzigingen doorgevoerd.
Een PGS-richtlijn
Een PGS-richtlijn is een document over activiteiten met gevaarlijke stoffen. In de PGS- richtlijn staan de belangrijkste risico's van die activiteiten voor de veiligheid en gezondheid van werknemers, veiligheid van de omgeving en de brandveiligheid. Ook staan in een PGS-richtlijn de mogelijke gevolgen van die risico's voor het bestrijden van een ramp. Om de risico's te beheersen en de negatieve effecten voor mens en milieu te beperken zijn doelen geformuleerd. Aan deze doelen zijn maatregelen gekoppeld. Met deze maatregelen kan aan de doelen worden voldaan. Naast de in deze PGS genoemde maatregelen is het mogelijk om gelijkwaardige maatregelen te treffen voor zover de wetgeving dit toelaat.
Meer informatie over de PGS-organisatie is te vinden op: publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl . Daar staan ook de actuele publicaties.
PGS nieuwe stijl – Risicobenadering als basis
In 2015 is gestart met een nieuwe opzet van de PGS-richtlijnen: de PGS Nieuwe Stijl. Een PGS Nieuwe Stijl betekent dat maatregelen tot stand zijn gekomen met een risicobenadering. Dit houdt in dat is geanalyseerd welke risico's er zijn bij activiteiten met de gevaarlijke stof. De situaties waarbij het mis kan gaan en die leiden tot ongewenste, gevaarlijke gevolgen, zijn beschreven in scenario ́s. Voor deze scenario's zijn doelen geformuleerd gericht op het beheersen van de risico's. Met maatregelen kan een bedrijf aan een doel voldoen.
De PGS Nieuwe Stijl kent de volgende hoofdelementen:
- de wettelijke kaders;
- de risicobenadering met de scenario's;
- de doelen;
- de maatregelen om aan de doelen te voldoen.
Onderwerpen en doelstellingen PGS-richtlijn
Een PGS- richtlijn geeft invulling aan:
- Omgevingsveiligheid (Omgevingsveiligheid)of
- Brandbestrijding Omgevingsveiligheid ( Brandpreventie)
- Arbeidsveiligheid (Arbeidsveiligheid);
- Brandbestrijding en Rampenbestrijding (Rampenbestrijding).
Voor deze onderwerpen zijn de doelstellingen:
Omgevingsveiligheid
Het voorkomen van ongewone voorvallen en het beperken van de gevolgen daarvan voor de omgeving met het oog op het waarborgen van de veiligheid voor de omgeving.
Arbeidsveiligheid
Het voorkomen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en het beperken van de gevolgen daarvan en het voorkomen van blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen.
Brand- en Rampenbestrijding
Het beperken van de gevolgen van een brand of ramp en het borgen van een doelmatige rampenbestrijding.
Organisatie bij het tot stand komen van deze PGS-richtlijn
Deze PGS-richtlijn is opgesteld door een team van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en de overheid. Vertegenwoordigd zijn: IPO, VNG, Inspectie SZW, Brandweer Nederland, VNO-NCW en MKB-Nederland. In Bijlage W staan de gegevens van de leden van het team dat deze PGS-richtlijn heeft opgesteld.
Het PGS-team is onderdeel van de PGS Beheerorganisatie. Daaronder vallen alle PGS-teams, het Projectbureau en de Adviesraad. De Programmaraad stuurt de PGS Beheerorganisatie aan.
Het Bestuurlijk Omgevingsberaad VTH (BOb) heeft deze richtlijn vastgesteld. Het BOb is de opdrachtgever van de PGS Beheerorganisatie. De governance van de PGS Beheerorganisatie is door het BOb vastgelegd.
Status van PGS-richtlijnen
De partijen van het BOb hebben afgesproken om op de volgende manier om te gaan met de PGS-richtlijnen:
- Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bepaalt in overleg met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het Besluit activiteiten leefomgeving dat moet worden voldaan aan een PGS-richtlijn, voor zover gericht op het waarborgen van de veiligheid voor de omgeving. Dit zijn direct werkende regels.
- Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wijst deze PGS-richtlijnen in het Besluit kwaliteit leefomgeving aan als informatiedocumenten over de beste beschikbare technieken (BBT). Dit betekent dat het bevoegd gezag verplicht is om bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit rekening te houden met PGS-richtlijnen bij het bepalen van BBT.
- Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid neemt de onderdelen van de PGS-richtlijnen die als stand van de wetenschap en professionele dienstverlening worden gezien, op in de beleidsregel PGS-richtlijnen om aan doelen te voldoen voor arbeidsveiligheid.
- De veiligheidsregio's gebruiken de PGS-richtlijnen als richtlijn bij het adviseren over brandveiligheid in omgevingsvergunningen en bij het voorbereiden van de brand- en rampenbestrijding.
- De toezichthouders van het bevoegd gezag, de Inspectie SZW en de veiligheidsregio's beschouwen de PGS-richtlijnen als een belangrijk referentiekader bij het toezicht op de naleving van wettelijke verplichtingen, zoals de Seveso-richtlijn.
Deze PGS-richtlijn is door de Programmaraad goedgekeurd voor vaststelling door het BOb op 24 maart 2020.
Waarna het BOb deze PGS-richtlijn heeft vastgesteld op: 17 september 2020
De voorzitter van de Programmaraad,
Koos van der Steenhoven
Leeswijzer
Indeling PGS-richtlijn
De PGS-richtlijn heeft een deel A, B en C en een aantal bijlagen. Bij elk hoofdstuk en bij elke bijlage staat of de inhoud informatief of normatief is. Alleen de normatieve delen zijn bindend en gelden als eis of voorschrift. Met het voldoen aan de maatregelen in deze PGS wordt voldaan aan de in deze PGS opgenomen doelen.
Deel A: Inleidende onderwerpen
Deel A is voor het grootste deel informatief en bevat informatie over de (activiteiten met) gevaarlijke stof, het toepassingsbereik en de risicobenadering met de scenario's. Alleen Paragraaf 1.2 met het toepassingsbereik van deze PGS-richtlijn is normatief.
- Hoofdstuk 1 bevat een algemene inleiding op deze PGS-richtlijn.
- Paragraaf 1.2 Beschrijft de reikwijdte en het toepassingsbereik. Dit is normatief.
- Hoofdstuk 2 bevat algemene informatie over organische peroxiden.
- Hoofdstuk 3 Beschrijft het basisveiligheidsniveau en geeft algemene informatie over de risicobenadering.
- Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de scenario's.
Deel B: Doelen en maatregelen
Deel B is normatief. In deel B staat het wettelijk kader, de doelen en de maatregelen.
- Hoofdstuk 5 bevat een richtingaanwijzer wet- en regelgeving. Deze richtingaanwijzer maakt duidelijk op grond van welke wetgeving aan welke maatregelen in deze PGS-richtlijn moet worden voldaan.
- Hoofdstuk 6 beschrijft de doelen en geeft aan welke maatregelen invulling geven aan het doel.
- Hoofdstuk 7 bevat maatregelen. Bij elke maatregel is aangegeven wat de wettelijke basis is voor de maatregel. Daarnaast staat bij elke maatregel voor welk scenario de maatregel relevant is en aan welke doelen de maatregel invulling geeft.
Deel C: Informatie bij implementatie
Deel C van de richtlijn is informatief. Deel C is bedoeld voor extra informatie over het onderwerp van deze PGS-richtlijn. Het gaat om informatie die niet in deel B past, maar wel helpt bij het omgaan met deze PGS-richtlijn. Voorbeelden van onderwerpen in deel C zijn uitleg over geaccepteerde praktijken of een toelichting op onderwerpen die in andere wetten en regels vastliggen.
Deel C van deze richtlijn gaat in op:
- gelijkwaardige maatregelen (Hoofdstuk 8);
- goede praktijken (Hoofdstuk 9)
- uitgangspunten bij deze PGS.
Bijlagen
Deze PGS bevat bijlagen. De teksten in deel A, B en C kunnen naar die bijlagen verwijzen. Een bijlage is informatief of normatief. Dit staat bij elke bijlage aangegeven.
De volgende bijlagen zijn normatief:
- Bijlage A: Afkortingen en begrippen;
- Bijlage B.1: Normatieve documenten en normen. Deze bijlage bevat documenten en normen waar de maatregelen in deze PGS naar verwijzen. Daar staat ook de versie van de norm bij;
- Bijlage C: Eisen aan opslagvoorzieningen;
- Bijlage D: Interne veiligheidsafstanden;
- Bijlage H.3: Inhoud noodplan organische peroxiden;
- Bijlage H.4: Inhoud Actieplan opwarming organische peroxiden;
- Bijlage P: Overzicht van organische peroxiden;
- Bijlage T: Voor de verschillende opslagsituaties staat aangegeven welke maatregelen van toepassing zijn;
- Bijlage V: Implementatietermijnen in bestaande situaties.
Om meteen met deze PGS aan de slag te gaan, kan worden gebruikgemaakt van de indeling van Bijlage T, samengevat weergegeven in afbeelding 1.
Afbeelding 1 – Indeling van Bijlage T: Meteen aan de slag aan de hand van de hoeveelheid opgeslagen organische peroxiden of het type opslagvoorziening (NB: Dit figuur wordt nog aangepast: Waar in de afbeelding U staat wordt T bedoeld.)
Informatiebronnen
In deze PGS zijn wetten en andere informatiebronnen genoemd. Een overzicht hiervan staat in Bijlage B.2. Daar staat ook waar deze wetten en informatiebronnen te vinden of verkrijgen zijn.
1Inleiding
1.1Doel van de richtlijn
Het doel van deze PGS-richtlijn is om vast te leggen met welke maatregelen de risico's van het opslaan van organische peroxiden te beheersen zijn. Deze maatregelen zijn gebaseerd op een risicobenadering die uitgaat van scenario's die zich voor kunnen doen. Op basis van de scenario's zijn doelen geformuleerd waarmee wordt beoogd een aanvaardbaar veiligheidsniveau te creëren. Uit de doelen zijn vervolgens maatregelen afgeleid. Deze maatregelen verkleinen de kans op een incident, of voorkomen of beperken de nadelige gevolgen van een incident. Informatie over de risicobenadering staat in Hoofdstuk 3 van deze richtlijn.
1.2Toepassingsbereik van de richtlijn
Deze PGS gaat over het opslaan van organische peroxiden. Hieronder vallen:
- het opslaan van organische peroxiden in verpakkingen, doseervaten en opslagtanks;
- het opslaan van organische peroxiden in opslagvoorzieningen en werkvoorraadruimten;
- het uitvoeren van handelingen met organische peroxiden die in verband staan met het opslaan, zoals aanvoer, intern transport van verpakkingen en aftappen van organische peroxiden voor monstername of gebruik.
Onder organische peroxiden vallen ook samenstellingen, zoals mengsels, oplossingen, verdunningen, emulsies, vulmiddelen, suspensies en pasta’s met organische peroxiden.
Buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen:
- de productie van organische peroxiden;
- het gebruik van organische peroxiden in een productieproces;
- organische peroxiden op de werkvloer als werkvoorraad, of in een procesinstallatie of reactor;
- het opslaan van organische peroxiden in kleinverpakking (LQ), wanneer PGS 15 daarop van toepassing is (zie Bijlage F.8);
- het opslaan van organische peroxiden van type A en type G.
Deze richtlijn gaat niet in op de emissies naar bodem, water en lucht. Eisen over emissies naar bodem, water en lucht staan in de regels op grond van de Omgevingswet. Wel zijn bodem-, water- en luchtaspecten genoemd als dit consequenties heeft voor de veiligheid en gezondheid van werknemers en voor de veiligheid van de omgeving. Een voorbeeld is een plas met gevaarlijke stoffen. Dit heeft niet alleen risico’s voor de bodem. De gevaarlijke stof kan namelijk ook uitdampen of in brand raken en schadelijke effecten hebben op de veiligheid en gezondheid van werknemers of de omgeving. De maatregel van een lekbak heeft dan meerdere doelen.
1.3Relatie met wet- en regelgeving
Wettelijke basis PGS
Deze PGS-richtlijn geeft een nadere uitwerking van wettelijke voorschriften op grond van de Omgevingswet, de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet veiligheidsregio’s.
In Hoofdstuk 5 staat een toelichting op de relatie met deze wetgeving. Ook staat in Hoofdstuk 5 een richtingaanwijzer waarmee duidelijk wordt welke maatregelen een bedrijf moet treffen op grond van deze wettelijke kaders.
Direct werkende wetten en regels
Naast de eisen in deze PGS-richtlijn zijn er ook andere wetten en regels waaraan een activiteit moet voldoen. Een voorbeeld daarvan is de Warenwet met bijbehorende Warenwetbesluiten. Bijlage F bij deze PGS-richtlijn bevat meer informatie over de wet- en regelgeving die van toepassing kan zijn op de activiteit uit deze PGS-richtlijn.
Deze PGS-richtlijn bevat naast de PGS-eisen (in blauwe kaders) ook een aantal maatregelen waaraan een bedrijf op grond van andere wetten en regels al moet voldoen. Dit is om de PGS-richtlijn beter leesbaar en toepasbaar te maken. Dit geeft voor een bepaald onderwerp een vollediger beeld van maatregelen die invulling geven aan de doelen.
De maatregelen die al zijn verankerd in direct werkende wetten en regels, hebben een aparte status binnen deze PGS-richtlijn. Een bedrijf moet op grond van deze andere wetten en regels al aan deze maatregelen voldoen. Deze maatregelen zijn in de PGS- richtlijn te herkennen aan een oranje kader.
1.4Overgangstermijnen
In Hoofdstuk 7 staan maatregelen. Deze maatregelen geven een invulling aan de stand van de techniek en de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening.
Nieuwe activiteiten moeten direct voldoen. Bijlage U geeft een overzicht van maatregelen die nieuw zijn of gewijzigd in vergelijking met de vorige versie van deze PGS-richtlijn. In Bijlage V staat voor bestaande activiteiten binnen welke termijn de activiteiten moeten voldoen aan de gewijzigde of nieuwe maatregelen.
1.5Gebruik van normen
Als deze PGS-richtlijn verwijst naar een norm (zoals NEN, EN, of ISO) of een ander normdocument of een andere specificatie, gaat het om de uitgegeven publicatie, inclusief wijzigings- of correctiebladen, zoals die op het moment van de publicatie van deze PGS-richtlijn luidde. Dit staat in Bijlage B van deze PGS-richtlijn.
Normen, zoals NEN, EN of ISO of andere normdocumenten of specificaties, worden periodiek opnieuw beoordeeld en zo nodig herzien. De veranderingen zijn vaak beperkt. Wanneer alle bestaande bedrijven toch direct aan de nieuwste versie moeten voldoen, kan dat grote (financiële) gevolgen hebben. Voldoen aan de nieuwste versie hoeft niet per definitie te leiden tot een verbetering van het veiligheidsniveau.
In Bijlage B staat daarom bij de normen waar deze PGS-richtlijn naar verwijst, ook een jaartal. Het gaat om de versie van de norm met dat jaartal, inclusief wijzigings- of correctiebladen. Dat betekent dat deze versie blijft gelden zolang de PGS-richtlijn op dit punt niet is gewijzigd.
Uitzondering voor normen via andere wetten en regels
Soms zijn normen rechtstreeks van toepassing. Bijvoorbeeld omdat andere wetten en regels naar die norm verwijzen. Dat geldt bijvoorbeeld voor normen die horen bij bindende Europese regels. Voor die normen geldt dat de versie die in die wetten en regels staat, bepalend is.
2Beschrijving organische peroxiden
2.1Over organische peroxiden
2.1.1Inleiding
Organische peroxiden zijn gevaarlijke stoffen. Bij het opslaan en het gebruik van organische peroxiden moet daarom rekening worden gehouden met de gevaaraspecten van deze stoffen. Het belangrijkste gevaar van organische peroxiden is ontleding, met mogelijk brand of explosie als gevolg. Ontleding kan plaatsvinden door verontreiniging of opwarming. Daarnaast zijn alle organische peroxiden brandbaar en sommige giftig, corrosief of milieugevaarlijk.
2.1.2Wat zijn organische peroxiden?
Organische peroxiden zijn organische stoffen met een (of meerdere) instabiele 'peroxide'-binding(en) in de moleculaire structuur.
De peroxide-binding bestaat uit twee zuurstofatomen naast elkaar [ -O-O- ]. Bij het breken van deze binding ontstaan radicalen die erg reactief zijn. Organische peroxiden worden toegepast als initiatoren voor verschillende chemische reacties. Een voorbeeld van zo'n reactie is de vulcanisatie van rubber of de productie van polyester.
Organische peroxiden zijn zeer reactief en thermisch instabiel. Dit betekent dat opwarming kan leiden tot ontleding van de organische peroxiden. Bij deze ontleding komt warmte vrij. Deze warmte kan verdere ontleding van het organisch peroxide versnellen.
Organische peroxiden kunnen verder ook:
- explosief ontleden;
- snel verbranden;
- gevoelig zijn voor schokken of wrijving;
- heftige reacties met andere stoffen aangaan;
- giftig of corrosief zijn.
2.1.3Organische peroxiden en temperatuur
Alle organische peroxiden zijn thermisch instabiel en kunnen boven een bepaalde temperatuur langzaam of snel gaan ontleden. Sommige organische peroxiden ontleden bij omgevingstemperatuur. Voor deze producten geldt dat transport en opslag gekoeld moeten plaatsvinden.
Voor elk organisch peroxide zijn de volgende temperaturen belangrijk:
- de temperatuur van zichzelf versnellende ontleding (SADT, Self Accelerating Decomposition Temperature). De SADT is de laagste omgevingstemperatuur waarbij de ontleding van een stof in verpakking zichzelf kan gaan versnellen;
- de kritieke temperatuur (Te, Emergency Temperature). Boven deze temperatuur ontstaat er een noodsituatie en bestaat er een reëel gevaar dat ontleding plaatsvindt en uit de hand kan lopen;
- de controletemperatuur (Tc, Control Temperature). Dit is de hoogste temperatuur waarbij opslag en transport veilig kunnen plaatsvinden.
De Tc en Te zijn afgeleid van de SADT. De SADT en, waar van toepassing, de Tc en de Te staan vermeld in het Veiligheidsinformatieblad (VIB of MSDS).
De temperatuur waarbij organische peroxiden moeten worden opgeslagen, is gelijk aan of lager dan de controletemperatuur. De voorgeschreven maximale opslagtemperatuur is gelijk aan de controletemperatuur (Tc) of 45 °C wanneer geen controletemperatuur vermeld is in Bijlage P. Voor sommige organische peroxiden geldt ook een minimale opslagtemperatuur om bijvoorbeeld stollen te voorkomen (zie het veiligheidsinformatieblad).
In Tabel 1 staat het verband tussen het type opslagmedium, SADT, controletemperatuur, kritieke temperatuur en maximale opslagtemperatuur.
Tabel 1 – Opslagmiddel, SADT, Tc, Te en opslagtemperatuur voor UN-nummers 3111 t/m 3120 ¹ (zie Bijlage P)
Opslagmiddel | SADT a | Controletemperatuur Tc | Kritieke temperatuur Te | Maximale opslagtemperatuur |
Enkelvoudige verpakking en IBC’s | ≤ 20 °C | 20 °C lager dan SADT | 10 °C lager dan SADT | Controletemperatuur |
>20 °C en ≤ 35 °C | 15 °C lager dan SADT | 10 °C lager dan SADT | Controletemperatuur | |
>35 °C | 10 °C lager dan SADT | 5 °C lager dan SADT | Controletemperatuur | |
Opslagtanks | ≤ 45 °C | 10 °C lager dan SADT | 5 °C lager dan SADT | Controletemperatuur |
a Voor de stof verpakt voor vervoer. |
1 Voor UN-nummers 3101 t/m 3110 is de maximale opslagtemperatuur altijd 45 °C.
Van alle organische peroxiden moet op grond van het ADR en CLP de SADT worden vastgesteld. Met de SADT en het type verpakking of opslagmiddel kan worden afgeleid of temperatuurbeheersing bij transport of opslag nodig is. De UN Recommendations on the Transport of Dangerous Goods, Manual of tests and Criteriageeft in hoofdstuk 28 aanwijzingen voor het bepalen van de SADT.
Bijlage P bevat een lijst met bekende organische peroxiden en samenstellingen daarvan zoals opgenomen in het ADR. Deze lijst bevat ook de waarden voor de Tc en Te.
2.1.4Ontleding en/of explosie van organische peroxiden
Ontleding
Bij temperaturen onder de SADT kunnen organische peroxiden langzaam ontleden in de verpakking. Beheersing van de temperatuur beperkt deze ontleding.
Door gasvormige ontledingsproducten kan drukopbouw in een verpakking ontstaan. Om te voorkomen dat dit gebeurt, worden diverse organische peroxiden verpakt in verpakkingen voorzien van een afsluitdop met ontluchting. Deze voorkomen dat verpakkingen kunnen opbollen of scheuren/barsten door de drukopbouw.
Wegloopreactie
Snelle ontleding van organische peroxiden (bij temperaturen boven de SADT) kan leiden tot wegloopreacties (‘run-away’-reacties). Hierbij loopt de ontleding uit de hand. De snelheid waarmee dit gebeurt, is afhankelijk van het soort organisch peroxide.
Het effect van de wegloopreactie is afhankelijk van de snelheid waarmee de temperatuur en de druk stijgen. Deze snelheden hangen af van het ontledingsgedrag en de concentratie. In geconcentreerde vorm kan bij veel organische peroxiden een heftige wegloopreactie optreden. Het effect van een wegloopreactie kan worden verminderd door het organisch peroxide te verdunnen of te mengen met bijvoorbeeld water, minerale olie of calciumcarbonaat.
Er kan geen wegloopreactie optreden zo lang alle ontwikkelde warmte uit het organisch peroxide wordt verwijderd. Dat kan door natuurlijke of geforceerde koeling.
Om een wegloopreactie te voorkomen moet de warmtebalans worden beheerst. De warmtebalans is het nettoresultaat van warmteontwikkeling en warmteafvoer. Deze warmtebalans hangt af van:
- ontledingssnelheid van het organisch peroxide;
- opgeslagen hoeveelheid;
- opslagtemperatuur;
- aard van de verpakking.
De ontledingssnelheid en de warmteproductie nemen sterk toe als het organische peroxide:
- is of wordt verontreinigd door stoffen die kunnen reageren met het organische peroxide, zoals zware metalen, zuren, basen of versnellers,
- wordt gebruikt of opgeslagen bij te hoge temperatuur, of
- wordt blootgesteld aan open vuur of andere hittebronnen.
Een grotere verpakkingseenheid leidt tot een vermindering van warmteafvoer en een hogere opslagtemperatuur leidt tot toename van warmteontwikkeling.
Naast het soort organisch peroxide bepaalt ook de mate van opsluiting het effect van een wegloopreactie. In een plastic verpakking zal de vrijkomende warmte bij ontleding van het organisch peroxide de wand van de verpakking verzwakken. Daardoor zal de verpakking bij relatief lage druk scheuren.
Bij een metalen opslagvat loopt de druk veel verder op en zal bij onvoldoende afblaasmogelijkheid een hoge druk worden bereikt. Door drukopbouw zal het metalen vat heftig exploderen.
In beide gevallen komen hete brandbare dampen vrij die spontaan kunnen ontbranden. Ook kan de vrijgekomen dampwolk een gas- of dampexplosie teweegbrengen door spontane ontbranding of door contact met een externe ontstekingsbron.
Deflagratie en detonatie
Deflagratie en detonatie zijn vormen van explosieve ontleding van een stof. Het verschil is dat bij detonatie het reactiefront zich sneller voortplant dan de snelheid van het geluid. Dit resulteert in een schokgolf.
Deflagratie en detonatie kunnen al bij een betrekkelijk lage temperatuur optreden. Zij worden ingeleid door een warmtebron of door verontreiniging van het organische peroxide. Voorbeelden van warmtebronnen zijn warme oppervlakken, vonken en wrijving. Een gering aantal organische peroxiden is enigszins gevoelig voor ontsteking door schok. Gevoeligheid voor wrijving komt minder vaak voor.
2.1.5Brandbaarheid organische peroxiden
De brandbaarheid van organische peroxiden loopt uiteen; sommige ontbranden vrij gemakkelijk, terwijl andere zeer moeilijk ontbranden. De brandbaarheid van een organisch peroxide is vaak moeilijk vast te stellen. Dat komt bijvoorbeeld omdat voor het vaststellen van de brandbaarheid het vlampunt bepalend is. Maar het vlampunt is in veel gevallen beduidend hoger dan de temperatuur waarbij een organische peroxide ontleedt (SADT). Bij die ontleding komen vaak brandbare ontledingsproducten vrij. De brandbaarheid van het originele organische peroxide is dan niet meer vast te stellen, En is gelijk ook minder relevant: het brandgevaar is afkomstig van de ontledingsproducten. Deze kunnen samen met lucht een dampexplosieve atmosfeer vormen.
Een brand met vloeibare organische peroxiden breidt zich snel uit, omdat organische peroxide uit de bezwijkende verpakking lekt en zich verspreidt. De intensiteit van een brand is vrij hoog in vergelijking met andere brandbare vloeistoffen. Een brand met vaste organische peroxiden verspreidt zich minder snel, maar kan ook zeker hevig zijn.
Enkele organische peroxiden zijn vluchtig of hebben een laag vlampunt. Een voorbeeld is di-tert-butylperoxide (vlampunt 6 °C). Bij deze organische peroxiden kunnen dampen vrijkomen die met lucht een explosieve atmosfeer kunnen vormen.
2.1.6Gezondheidseffecten van organische peroxiden
Giftigheid
Organische peroxiden kunnen giftig zijn. De mate van giftigheid is meestal beperkt en hangt af van het soort organische peroxide. Sommige organische peroxiden zijn CMR- stoffen. CMR-stoffen zijn volgens Europese normen geclassificeerd als Carcinogeen (kankerverwekkend), Mutageen (induceert veranderingen in erfelijke eigenschappen) en/of Reproductietoxisch (schadelijk voor de voortplanting of het nageslacht). Dit betekent dat (langdurige) blootstelling aan deze specifieke organische peroxiden kan leiden tot gezondheidsschade. In de Arbowetgeving zijn specifieke eisen opgenomen voor het werken met kankerverwekkende en mutagene stoffen.
Giftigheid ontledingsproducten
Bijna alle organische peroxiden zijn samengesteld uit alifatische of aromatische koolwaterstofketens. In principe zijn alle ontledingsproducten in de vorm van koolwaterstoffen giftig.
De ontledingsproducten van organische peroxiden bestaan uit verzadigde, deels geoxideerde koolwaterstoffen (CnHm), of al dan niet deels geoxideerde koolstof (COx). De giftigheid van de ontledingsproducten van organische peroxiden is te vergelijken met de giftigheid van koolwaterstoffen met kleine ketenlengten.
Bijtend of irriterend
Organische peroxiden kunnen irriterend of bijtend zijn. Sommige tasten de huid en slijmvliezen aan en kunnen bij rechtstreeks contact de ogen ernstig beschadigen. Het inhaleren van de dampen van bepaalde organische peroxiden kan irritatie van de ademhalingswegen en de longen veroorzaken. Het inslikken van organische peroxiden kan aanleiding geven tot verbrandingen in mond, keel, slokdarm en maag.
Gevarenaanduidingen, H- en P-zinnen
De CLP-wetgeving schrijft voor dat organische peroxiden moeten zijn geclassificeerd en gelabeld. Een verpakking moet zijn voorzien van gevarenpictogrammen en signaalwoorden. Daarnaast moeten de H-zinnen (gevarenaanduiding, Hazard) en P-zinnen (voorzorgsmaatregelen, Precaution) op het etiket staan. Een overzicht van gevarenaanduidingen voor organische peroxiden staat in Bijlage N.
2.1.7Milieugevaarlijkheid organische peroxiden
De milieugevaarlijkheid van organische peroxiden is afhankelijk van de chemische stabiliteit van het organisch peroxide. Daarnaast kan ook het oplosmiddel dat gebruikt wordt voor verdunnen van organische peroxiden, milieugevaarlijk zijn. Omdat veel organische peroxiden in oplossing aanwezig zijn, is de mate van milieugevaarlijkheid te vergelijken met die van het gebruikte oplosmiddel. De mate van milieugevaarlijkheid van ontledingsproducten is vergelijkbaar met die van koolwaterstoffen met kleine ketenlengten.
Uitgangspunt bij het opslaan van organische peroxiden is dat het vrijkomen en verspreiden van organische peroxiden in het milieu moet worden voorkomen.
2.2Indeling organische peroxiden
2.2.1Algemeen
Het brandgevaar en de heftigheid van de ontleding die verschillende organische peroxiden kunnen opleveren, loopt erg uiteen. Bij vervoer, opslag en gebruik van organische peroxiden moet rekening worden gehouden met deze verschillen. Daarom zijn organische peroxiden in typen ingedeeld volgens de CLP-regelgeving. Deze indeling is alleen gebaseerd op heftigheid van ontleding.
Het type organische peroxide, in combinatie met de brandsnelheid, bepaalt de opslagclassificatie en de daaraan gekoppelde eisen aan de opslag. Een organisch peroxide heeft dus een typeaanduiding en een opslagclassificatie. Bij de CLP-indeling in type organische peroxiden gaat het om het effect van de ontleding. Bij de opslagclassificatiegroepen gaat het om de warmtestraling van een brand. Deze PGS gaat voor het opslaan van organische peroxiden uit van de indeling in opslaggroepen.
2.2.2Type-indeling volgens CLP-regelgeving
De type-indeling van organische peroxiden ligt vast in de CLP-verordening. Deze PGS gebruikt dezelfde type-indeling. De CLP-verordening maakt onderscheid in zeven typen organische peroxiden, type A t/m type G. In Tabel 2 staat een overzicht met de kenmerken per type.
Tabel 2 – Uitgangspunten voor type-indeling organische peroxiden op grond van de CLP-verordening
Type | Kenmerken |
A | Organische peroxiden die in de verpakking kunnen detoneren of snel explosief kunnen verbranden |
B | Organische peroxiden met explosieve eigenschappen die in de verpakking niet kunnen detoneren of snel explosief kunnen verbranden, maar wel onder invloed van warmte in de verpakking kunnen ontploffen |
C | Organische peroxiden met explosieve eigenschappen die in de verpakking niet kunnen detoneren, snel explosief kunnen verbranden of onder invloed van warmte kunnen ontploffen |
D | Organische peroxiden die bij laboratoriumproeven:
|
E | Organische peroxiden die bij laboratoriumproeven in het geheel niet detoneren of explosief verbranden en bij verwarming onder opsluiting een geringe of geen reactie vertonen |
F | Organische peroxiden die bij laboratoriumproeven niet onder invloed van cavitatie detoneren, in het geheel niet explosief verbranden, een geringe of geen reactie vertonen bij verwarming onder opsluiting en een gering of geen explosief vermogen bezitten |
G | Organische peroxiden die bij laboratoriumproeven niet onder invloed van cavitatie detoneren, in het geheel niet explosief verbranden, geen reactie vertonen bij verwarming onder opsluiting en geen explosief vermogen bezitten Daarnaast geldt voor type G-organische peroxiden dat:
Is dit niet het geval? Dan is het een type F-organisch peroxide. |
a De testmethode voor bepaling van de SADT staat beschreven in de UN Recommendations on the Transport of Dangerous Goods, Manual of Tests and Criteria, onderdelen 28.1, 28.2, 28.3 en tabel 28.3. |
Type A-organische peroxiden
Type A-organische peroxiden kunnen onder normale omstandigheden detoneren. Daarom mogen type A-organische peroxiden niet worden vervoerd. Deze PGS gaat uit van het opslaan van organische peroxiden in de transportverpakking. Daarom zijn de regels uit deze PGS niet van toepassing op het opslaan van type A-organische peroxiden. Het bevoegd gezag moet per geval bekijken of deze stoffen mogen worden opgeslagen. En zo ja, wat dan nodig is om dit veilig te doen. Opslaan van type A- organische peroxiden komt in de praktijk alleen voor op laboratoriumschaal. Enige uitzondering bestaat voor onderzoek en ontwikkeling en dan alleen in kleine hoeveelheden.
Type G-organische peroxiden
Type G-organische peroxiden zijn niet ingedeeld in ADR-klasse 5.2. Daarom is deze PGS niet van toepassing op deze stoffen. De type G-organische peroxiden kunnen afhankelijk van andere eigenschappen, zoals brandbaarheid, wel zijn ingedeeld in een andere ADR-klasse. Het opslaan van type G-organische peroxiden valt dan onder PGS 15 . Maar in alle gevallen mogen type G-organische peroxiden samen worden opgeslagen met andere organische peroxiden waarvoor deze PGS wel van toepassing is.
2.2.3Inhoud verpakkingen volgens transportwetgeving (ADR)
Naast de CLP-verordening zijn er vanuit wetgeving voor transport over de weg (ADR) regels voor verpakking van organische peroxiden. Het gaat onder meer om het soort en het materiaal van verpakkingen. Daarnaast bevat het ADR regels voor de maximuminhoud. Een overzicht hiervan staat in Tabel 3.
Tabel 3 – Type peroxide en maximuminhoud van verpakkingen op grond van het ADR ¹
Type organische peroxide | Maximum inhoud van verpakkingen | |
| Vloeistof | Vaste stof |
A | n.v.t. a | n.v.t. a |
B | 30 l | 25 kg |
C | 60 l | 50 kg |
D | 60 l | 50 kg |
E | 225 l b | 400 kg b, c |
F | IBC's en tanks d | IBC d |
G | n.v.t. e | n.v.t. e |
¹: Paragraaf 4.1.7 van het ADR (2019). a: Type A-organische peroxiden mogen niet worden vervoerd. Dit staat in onderdeel 2.2.52.2 van het ADR (2019). b: 60 l voor jerrycans. c: 200 kg voor kisten of dozen en 400 kg in samengestelde verpakkingen met buitenverpakkingen. d: Volgens het ADR (2019) verpakkingsinstructie P520, en IBC520 (voor IBC’s) en T23 (2019) (voor tanks). e: Type G-organische peroxiden vallen niet onder de bijzondere verpakkingsvoorschriften uit paragraaf 4.1.7 van het ADR (2019). |
2.2.4UN-nummers
Alle organische peroxiden hebben een UN-nummer. Het UN-nummer is een getal van vier cijfers dat een gevaarlijke stof identificeert tijdens het transport. De stoffenlijst uit het ADR is ingedeeld naar oplopend UN-nummer.
Organische peroxiden krijgen een UN-nummer op basis van:
- het type (A t/m G);
- de fysische toestand (vast of vloeibaar/in oplossing);
- de noodzaak van temperatuurcontrole.
Een overzicht van UN-nummers staat in Tabel 4.
Deze tabel is ongeschikt om vast te stellen of bij het opslaan van een organisch peroxide koeling noodzakelijk is. Gebruik daarvoor het overzicht van organische peroxiden in Bijlage P of Tabel 2.
Tabel 4 – UN-nummers van organische peroxiden
Type organische peroxide | UN-nummer | |||
Geen temperatuurcontrole | Temperatuurcontrole | |||
Vloeistof | Vaste stof | Vloeistof | Vaste stof | |
A | – | – | – | – |
B | 3101 | 3102 | 3111 | 3112 |
C | 3103 | 3104 | 3113 | 3114 |
D | 3105 | 3106 | 3115 | 3116 |
E | 3107 | 3108 | 3117 | 3118 |
F | 3109 | 3110 | 3119 | 3120 |
G | – | – | – | – |
2.2.5Opslaggroepen organische peroxiden
Inleiding
De gevaren van het opslaan van organische peroxiden hangen samen met het type peroxide en daarnaast de brandsnelheid. De combinatie van type peroxide en brandsnelheid is bepalend voor de manier waarop deze stoffen veilig kunnen worden opgeslagen. Daarom wordt in deze PGS elk organisch peroxide op basis van het type en de brandsnelheid ingedeeld in een opslaggroep.
PGS 8 onderscheidt vijf opslaggroepen. Van opslaggroep 1 voor de organische peroxiden met het grootste gevaar, tot opslaggroep 5 voor de organische peroxiden met het kleinste gevaar. Dit zijn de aanduidingen voor het gevaar per opslaggroep:
Tabel 5 – Omschrijving gevaar opslaggroepen
Opslaggroep | Omschrijving gevaar |
1 | Explosief a of snel brandend |
2 | Zeer gevaarlijk of snel brandend |
3 | Gevaarlijk of brand vergelijkbaar met oplosmiddelen |
4 | Weinig gevaarlijk en niet of langzaam brandend |
5 | Geen gevaar |
a Explosief geeft aan dat enkele verpakkingen kunnen exploderen, maar dat er geen explosie van de totale massa optreedt. |
Indeling in opslaggroepen
Tabel 6 geeft voor de verschillende brandsnelheden en typen organische peroxiden aan welke opslaggroep van toepassing is. Uitgangspunt bij de indeling is dat de organische peroxiden in de in Nederland wettelijk toegestane transportverpakking zit.
Brandsnelheid
De brandsnelheid bepaalt voor het grootste deel de warmtestraling van een peroxidebrand. Het begrip brandsnelheid wordt gedefinieerd als: de hoeveelheid per minuut verbrande stof in een stapel van 10 000 kg die door brand is omgeven. In Tabel 6 is dit aangegeven als ‘Grote schaal’. De brandsnelheid wordt voor elk organische peroxide met proeven vastgesteld. Deze proeven zijn beschreven in Bijlage E. Uitvoering van de proeven vindt plaats met organische peroxiden in de transportverpakking.
De brandsnelheid kan ook met hoeveelheden kleiner dan de transportverpakking worden bepaald. Dit staat beschreven in Bijlage E. In Tabel 6 is dit aangegeven met ‘Kleine schaal’.
Tabel 6 – Opslaggroepen op basis van type peroxide en brandsnelheid
Type peroxide | Brandsnelheid a | ||||
Grote schaalb [kg/min] | < 10 | > 10 en < 60 | > 60 en < 300 | > 300 | |
of | of | of | of | ||
Kleine schaal [kg/m2.min] | Niet of moeizaam ontsteekbaar | < 0,9 | > 0,9 en > 9,0 | > 9,0 | |
Ac | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | |
B | 1 | 1 | 1 | 1 | |
C | 2 | 2 | 2 | 1 | |
D | 3 | 3 | 2 | 1 | |
E | 4 | 3 | 2 | 1 | |
F | 4 | 3 | 2 | 1d | |
G | 5 | 5 | 5d | 5d | |
a: Is de brandsnelheid niet bekend? Verderop in dit hoofdstuk, onder ‘Nieuwe peroxiden – Brandsnelheid onbekend’, volgt uitleg over of het opslaan van deze stoffen wel of niet is toegelaten. b: Van 10 000 kg organische peroxiden, gecorrigeerd voor stralingsrendement. c : Opslaan van type A-organische peroxiden is niet toegelaten, ze mogen niet worden vervoerd. Dat is de reden dat ze buiten PGS 8 vallen. d : Theoretische combinatie van type en brandsnelheid (komt in de praktijk niet voor). |
Bijlage P bevat een lijst met de meest voorkomende organische peroxiden. Deze lijst is gebaseerd op de lijst uit het ADR. Voor de toepassing van deze PGS is de lijst voor elk organisch peroxide of samenstelling daarvan aangevuld met de opslaggroep. Het type peroxide staat niet in de lijst, maar dit is op te maken uit het UN-nummer. De brandsnelheid staat niet in de lijst. De opslaggroep is op basis van het type organische peroxide en de beschikbare brandsnelheden vastgesteld.
Wijzigingen in de lijst?
Er komen regelmatig nieuwe producten op de markt. Of er worden nieuwe proeven met bestaande producten uitgevoerd. Daarom moet deze lijst van tijd tot tijd worden bijgewerkt. Heeft u een verzoek om de lijst aan te passen of aan te vullen? U kunt daarvoor terecht bij het PGS-projectbureau (PGS@publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl ). Het PGS 8-team zal uw verzoek vervolgens behandelen.
Uitzonderingen op de indeling in opslaggroepen
Type G-organische peroxiden die ingedeeld zijn in een andere gevaarsklasse dan ADR-klasse 5.2 mogen wel samen opgeslagen worden met organische peroxiden uit ADR-klasse 5.2. Dit geldt bijvoorbeeld voor organische peroxiden die zijn ingedeeld als brandbare vaste stoffen uit ADR-klasse 4.1 of als milieugevaarlijk uit ADR- klasse 9. Ook type G-organische peroxiden die niet zijn ingedeeld als gevaarlijke stof, mogen samen met organische peroxiden uit ADR-klasse 5.2 worden opgeslagen.
Alifatische azonitrilverbindingen uit ADR-klasse 4.1 (zelfontledende stoffen) mogen samen met organische peroxiden worden opgeslagen. Deze azonitrilverbindingen worden voor sommige toepassingen samen gebruikt met organische peroxiden. Ze hebben eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die van organische peroxiden.
Gaat het om organische peroxiden of samenstellingen daarvan waarvan de opslaggroep nog niet is vastgesteld? Hierna staat voor welke situaties opslag van deze stoffen is toegelaten. En als dat mag welke opslaggroep dan van toepassing is.
Kleine hoeveelheden (< 30 kg)
Over het algemeen gaat het bij opslag < 30 kg over monsters en kleine hoeveelheden organische peroxiden tot enkele liters in een verpakking (bijvoorbeeld vijfliter-cans) en samenstellingen met organische peroxiden. Is het type wel bekend, maar de opslaggroep niet, dan is opslag toegelaten. Maar alleen volgens de regels van opslaggroep 1. Een verpakking mag niet groter zijn dan 5 kg. Dit is om het risico zo klein mogelijk te houden.
Monsters
Monsters van nieuwe peroxiden of nieuwe samenstellingen hebben vaak nog geen type-indeling. Vervoer van monsters buiten het bedrijfsterrein is pas toegelaten als uit tests is gebleken dat ze op grond van het ADR zouden kunnen worden toegelaten. Monsters hebben vaak nog niet de definitieve samenstelling van het nieuwe product. De brandsnelheid is meestal nog niet bepaald. Daarom gelden de regels van opslaggroep 1 voor het opslaan van monsters.
Nieuwe peroxiden – Brandsnelheid onbekend
Het opslaan van nieuwe organische peroxiden waarvan het type bekend is, maar waarvan de brandsnelheid nog niet is bepaald, is niet toegelaten.
Gaat het om hoeveelheden minder dan 30 kilo voor het uitvoeren van testen, dan is opslag wel toegelaten. Maar alleen volgens de regels voor opslaggroep 1.
Verdunning van bekende peroxiden
Gaat het om een verdunning van een bestaand organisch peroxide (of mengsel van peroxiden) waarvan type en opslaggroep bekend zijn? Maar is de brandsnelheid van die nieuwe samenstelling nog niet bepaald? Dan moet opslag plaatsvinden volgens de opslaggroep die geldt voor het bestaande product. Neem in dit geval echter altijd eerst contact op met de leverancier, omdat verdunning kan leiden tot een lagere SADT.
Opslaggroep bekend maar nog niet op de lijst?
Gaat het om een organisch peroxide of samenstelling daarvan waarvan type en brandsnelheid bekend zijn? En is, al dan niet in overleg met uw leverancier een opslaggroep vastgesteld? Maar is die nog niet in de lijst van Bijlage P verwerkt? Neem dan contact op met de leverancier.
De leverancier moet bij het PGS-projectbureau een testrapport indienen waarin de brandsnelheid en de vastgestelde opslaggroep staan vermeld. Als er binnen een termijn van vier weken geen reactie is vanuit het PGS-projectbureau, kan het organische peroxide volgens de vastgestelde opslaggroep worden opgeslagen. Het PGS-projectbureau publiceert elke twee jaar een geactualiseerde lijst met organische peroxiden op de website.
Mengsels
Onder mengsels vallen samenstellingen van of met organische peroxiden die zijn ontstaan of gemaakt bij het bedrijf die de organische peroxiden toepast. Het zijn:
- mengsels van organische peroxiden onderling,
- mengsels van organische peroxiden met oplosmiddelen, of
- andere mengsels, zoals een batch die voor inzet in productie (nog) niet de goede samenstelling heeft.
Bij mengsels van organische peroxiden zijn de effecten van ontleding en brand maximaal gelijk aan die van het organische peroxide met de strengste opslaggroep. Voor opslag van mengsels geldt dan ook de strengste opslaggroep. Maar er zijn ook mengsels waar de SADT van het mengsel lager is dan de SADT van de afzonderlijke componenten. Daarom staat in het ADR dat van mengsels ook de SADT moet worden bepaald. De opslaggroep in combinatie met de SADT bepaalt welke eisen er gelden voor het opslaan van deze mengsels.
Organische peroxiden met laag actief zuurstofgehalte
Er zijn organische peroxiden met een laag actief zuurstofgehalte. De fractie van de -O-O- structuur in de organische stof is dan laag. Dit kan bijvoorbeeld komen door verdunning. Stoffen met een laag actief zuurstofgehalte kunnen vallen onder opslaggroep 5. Maar alleen als de stof of formulering:
- niet meer dan 1,0 % actief zuurstof bevat afkomstig van de organische peroxiden en niet meer dan 1,0 % waterstofperoxide bevat, of
- niet meer dan 0,5 % actief zuurstof bevat afkomstig van de organische peroxiden en meer dan 1,0 % maar ten hoogste 7,0 % waterstofperoxide bevat.
Bijlage O beschrijft de berekening van het percentage actief zuurstof van een organisch peroxide.
2.2.6Beslisschema indeling organische peroxiden
Afbeelding 2 geeft een indeling van een organisch peroxide.
Afbeelding 2 – De indeling van een organisch peroxide
a | AO < 1,0 %? | Organische peroxiden met laag actief zuurstofgehalte (AO):
|
b | Neem contact op met het PGS Projectbureau | Gaat het om een organisch peroxide of samenstelling daarvan waarvan type en brandsnelheid bekend zijn? En is, al dan niet in overleg met uw leverancier, een opslaggroep vastgesteld, maar is die nog niet in de lijst van Bijlage P verwerkt? Neem dan contact op met de leverancier. De leverancier moet bij het PGS Projectbureau een testrapport indienen waarin de brandsnelheid en de vastgestelde opslaggroep staan vermeld. Als er binnen een termijn van vier weken geen reactie is ontvangen van het PGS Projectbureau, kan het organische peroxide volgens de opslaggroep worden opgeslagen. |
c | SADT checken | Er zijn mengsels waar de SADT van het mengsel lager is dan de SADT van de afzonderlijke componenten. Daarom staat in het ADR dat van mengsels ook de SADT moet worden bepaald. De opslaggroep in combinatie met de SADT bepaalt welke eisen er gelden voor het opslaan van deze mengsels. |
2.3Opslagsituaties
2.3.1Algemeen
Opslag van organische peroxiden vindt plaats in opslagplaatsen, doseervaten en opslagtanks. Daarnaast vindt tijdelijk opslag van werkvoorraden plaats in werkvoorraadruimten. Organische peroxiden op de werkvloer als werkvoorraad, in een procesinstallatie of reactor vallen buiten de werkingssfeer van deze PGS.
De indeling in opslagsituaties is afhankelijk van de opslaggroep van het organische peroxide, de hoeveelheid en de manier van opslaan.
Tabel 7 bevat een overzicht van de verschillende opslagsituaties. Situaties waarbij de mogelijke scenario's en gevolgen vergelijkbaar zijn, zijn gezamenlijk beoordeeld in de risicobenadering.
Tabel 7 – Toelichting opslagsituaties
Opslagsituatie | Opslaggroep / Transport- classificatie | Kenmerken |
I [< 30 kg] | 1, 2, 3 en 4 |
|
II [< 150 kg] | 1 |
|
2, 3 en 4 |
| |
III [< 1 000 kg] | 1 |
|
2 en 3 |
| |
4 |
| |
IV [> 1 000 kg] | 1, 2 en 3 |
|
4 |
| |
Werkvoorraad- ruimte | Alle opslaggroepen |
|
Doseervaten | Alle opslaggroepen |
|
Opslagtanks | Type F |
|
2.3.2Soorten opslagvoorzieningen
De eisen aan de ligging van deze opslagvoorzieningen zijn afhankelijk van de aard en hoeveelheid organische peroxiden. Uitgangspunt is dat opslagvoorzieningen voor meer dan 1 000 kg organische peroxiden vrijstaand zijn. Opslagvoorzieningen voor kleinere hoeveelheden organische peroxiden mogen in of aan een gebouw liggen.
Afbeelding 3 geeft een beeld van mogelijke opslagsituaties. Houd bij de keuze voor een locatie van een opslagvoorziening rekening met het volgende:
- een nooddrukontlasting is bij voorkeur naar boven gericht;
- aan de ontlastzijde van de nooddrukontlasting geldt een veiligheidsafstand;
- de nooddrukontlasting van optie II op de bovenste verdieping mag zowel naar boven zijn gericht (dak), als naar opzij (door een buitenmuur);
- optie III mag ook op de bovenste verdiepingsvloer, omdat hier de nooddrukontlasting naar boven gericht is, waardoor er bij brand geen belasting van een zijmuur van het gebouw of van een belendend gebouw optreedt.
Afbeelding 3 – Mogelijke opslagsituaties
Legenda
I ≤ 30kg
II ≤ 150 kg
III ≤ 1000kg
IV >1000kg
R richting nooddrukontlasting
V veiligheidsafstand
2.3.3Organische peroxiden buiten werkingssfeer van PGS 8
Voor een aantal gevallen geldt dat deze buiten de werkingssfeer van deze PGS vallen. Het gaat om:
- opslaan van organische peroxiden van opslaggroep 5;
- werkvoorraden die op een werkvloer voor onmiddellijk gebruik klaarstaan;
- organische peroxiden in procesvaten.
Opslaan van organische peroxiden van opslaggroep 5
Opslaggroep 5 gaat over type G-organische peroxiden. Die hebben geen ADR 5.2- classificatie en zijn vrijgesteld van de eisen van deze PGS. Opslag van type G- organische peroxiden mag wel samen met andere organische peroxiden plaatsvinden. Overigens kunnen type G-organische peroxiden wel in een andere ADR-klasse vallen. In dat geval kan PGS 15 van toepassing zijn.
Werkvoorraden die op een werkvloer voor onmiddellijk gebruik klaarstaan.
Werkvoorraden zijn verpakkingen met organische peroxiden die op de werkvloer nabij het productieproces aanwezig zijn en daar worden gebruikt. Het aanwezig zijn van verpakkingen met organische peroxiden op de werkvloer wordt niet beschouwd als opslag. Het is een onderdeel van het proces. Het valt daarom buiten het toepassingsgebied van PGS 8. Voor opslagen die vallen onder het Bal, geldt dat aanvullende maatregelen niet kunnen worden gevraagd. Voor vergunningplichtige situaties kan dat uiteraard wel.
Bijlage M bevat aandachtspunten voor het veilig aanwezig hebben van een werkvoorraad organische peroxiden.
Organische peroxiden in procesvaten
Procesvaten zijn vaten die onderdeel uitmaken van een procesinstallatie. In die vaten vinden de chemische omzettingen plaats waar de organische peroxiden een rol bij speelt. Het valt daarom buiten het toepassingsgebied van deze PGS.
2.3.4Organische peroxiden in opslagtanks
Het opslaan van organische peroxiden in opslagtanks komt in Nederland alleen voor bij producenten en enkele bedrijven in de chemische industrie en de kunststofindustrie. Het gaat om heel specifieke en vergunningplichtige opslagsituaties, waarvoor maatwerkvoorschriften nodig zijn. Het gaat om een beperkt aantal bedrijven. Daarom is de opslag van organische peroxiden in opslagtanks vooralsnog niet als opslagsituatie in de risicoanalyse meegenomen.
PGS 31 gaat over het opslaan van gevaarlijke stoffen in opslagtanks. In 2018 is het PGS 31-team gestart met de risicoanalyse. Daarbij zal het PGS 8-team betrokken zijn om de risicoanalyse voor organische peroxiden in opslagtanks uit te voeren. Daarom bevat deze versie van PGS 8 nog geen maatregelen voor opslagtanks.
3Risicobenadering
3.1Basisveiligheidsniveau
Bij het uitvoeren van de activiteiten die vallen onder het toepassingsbereik van deze PGS-richtlijn, wordt ervan uitgegaan dat een basisveiligheidsniveau aanwezig is. Dit is op te delen in vier soorten maatregelen:
- beschermende maatregelen die volgens wet- en regelgeving standaard bij de activiteiten nodig zijn;
- maatregelen die volgens bewezen en geaccepteerde goede praktijken niet weg te denken zijn. Dit zijn maatregelen voor ontwerp, constructie, in bedrijf nemen, gebruik, onderhoud of modificatie, inspectie en uit bedrijf nemen;
- good housekeeping. Dit is een begrip dat staat voor de algemene zorg bij, netheid en orde van een activiteit of een bedrijfsonderdeel. Good housekeeping is een belangrijke factor bij het voorkomen van gevaarlijke situaties. Er wordt vanuit gegaan dat een bedrijf deze zaken op orde heeft, zoals ook is beschreven in de zorgplichtartikelen van de Omgevingswet en de Arbeidsomstandighedenwet;
- maatregelen goed vakmanschap. Dit staat voor vaardigheden van werknemers om kwalitatief goed werk te leveren, en daarbij veilig en gezond te werken.
Uitgangspunt is dus dat een bedrijf met bovenstaande maatregelen in werking is..
In deel C staat meer uitleg over maatregelen die horen bij het basisveiligheidsniveau.
Installaties of activiteiten die onder deze PGS-richtlijn vallen, kunnen zo complex zijn, dat hiervoor een veiligheidsbeheerssysteem nodig is. Dat is in elk geval nodig als een activiteit plaatsvindt bij een Seveso-inrichting. Vaak gelden dan eisen voor de opzet en inhoud van dat systeem volgens NEN-EN-ISO 14001, ISO 45001, NTA 8620 of het Besluit activiteiten leefomgeving.
3.2Risicobenadering
Risicobenadering als basis
Deze PGS-richtlijn is gebaseerd op een risicobenadering waarbij op een systematische manier doelen en maatregelen zijn geformuleerd. Op basis van kennis en kunde van deskundigen van bedrijfsleven en overheid zijn verschillende scenario's geïdentificeerd. Een scenario is een reeks opeenvolgende gebeurtenissen die leiden tot een ongewenste (gevaarlijke) gebeurtenis.
Het risico is altijd een combinatie van de ernst van de gevolgen (effect) van een (ongewenste) gebeurtenis en de waarschijnlijkheid (kans) dat de gebeurtenis zich voordoet: risico = kans × effect..
De kans is aangeduid met de cijfers 1 voor kleine kans tot en met 5 voor de grootse kans. Het effect is aangeduid met de letters A voor klein effect tot en met E voor het grootste effect. Scenario's met de kleinste kans of met het kleinste effect worden beschouwd als scenario met een laag risico. Deze staan niet in de PGS-richtlijn. De scenario's met een middelhoog tot hoog risico zijn in deze PGS-richtlijn beschreven.
Op basis van een scenario is een doel beschreven om ervoor te zorgen dat:
- de kans op de ongewenste gebeurtenis zo veel mogelijk wordt beperkt, en
- de nadelige gevolgen van de ongewenste gebeurtenis worden voorkomen of zo veel mogelijk worden beperkt.
Soms zijn er meerdere scenario's die met hetzelfde doel kunnen worden gedekt. Per doel zijn er een of meer maatregelen uitgewerkt die er samen voor moeten zorgen dat aan het doel wordt voldaan. Een maatregel kan van belang zijn voor meerdere doelen. De risicobenadering geeft de gebruiker van de PGS-richtlijn meer inzicht in het 'waarom' van opgenomen maatregelen.
Methode
Voor de risicobenadering zijn verschillende methodes mogelijk. Vaak is de SWIFT- methode gebruikt. SWIFT staat voor Structured What If Technique. Deze methode is gebruikt in combinatie met scenario-identificatie op basis van verschillende bronoorzaken afkomstig uit de HAZOP-methode. HAZOP staat voor Hazard en Operability.
Meer informatie over de gebruikte methodes staat in de Handreiking generieke risicobenadering. Deze is terug te vinden op de PGS website: https://publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl/ .
Scenario's met laag risico
Scenario's met een laag risico worden niet in deze PGS-richtlijn behandeld. Dit betekent niet dat een bedrijf daar geen aandacht aan hoeft te besteden. Maatregelen voor scenario's met een laag risico kunnen ook door andere wetten, regels, richtlijnen of afspraken worden geborgd. Bijlage Q.2 gaat in op risico's die buiten beschouwing zijn gebleven.
Risicoanalyse verplicht volgens wetgeving
De scenario's in deze PGS-richtlijn horen bij de risicoanalyse die het PGS-team heeft uitgevoerd. Voor sommige activiteiten geldt ook een wettelijke plicht om een risicoanalyse uit te voeren. Bedrijven zijn bijvoorbeeld op grond van het Warenwetbesluit drukapparatuur 2016 (WBDA 2016) verplicht om voor installaties die hieronder vallen een risicoanalyse uit te voeren. De risicoanalyse van het PGS-team komt niet in de plaats van deze verplichte risicoanalyse.
Toepassing PGS-scenario’s voor hogedrempelinrichtingen en ARIE-bedrijven
Voor de zogenoemde hogedrempelinrichtingen zoals gedefinieerd in het Bal en ARIE- bedrijven zoals gedefinieerd in het Arbeidsomstandighedenbesluit geldt dat de scenario’s die kunnen leiden tot het vrijkomen van een gevaarlijke stof, de installatiescenario’s, al zijn beschreven in een veiligheidsrapport volgens een vast stramien, zoals toegelicht in Bijlage H van PGS 6 of in een aanvullende risico- inventarisatie en -evaluatie (ARIE). Deze bedrijven hebben de scenario’s en de beheersmaatregelen daarmee afdoende beschreven om aan de verplichtingen van het Bal en het Arbeidsomstandighedenbesluit te voldoen. Indien gewenst kunnen zij deze beschrijvingen ten grondslag leggen aan de onderbouwing van gelijkwaardige oplossingen.
Scenario's die niet zijn uitgewerkt
Scenario's gaan uit van ongewenste gebeurtenissen. Bij het identificeren van scenario's zijn niet alle ongewenste gebeurtenissen meegenomen. Terrorisme en neerstortende vliegtuigen zijn daar voorbeelden van. Scenario's die voortkomen uit natuurgeweld, zijn als dat relevant is wel benoemd, maar niet verder uitgewerkt in doelen en maatregelen. De enige uitzondering is blikseminslag. Voor natuurgeweld, zoals overstromingen en aardbevingen, geldt dat de kans hierop afhangt van de locatie van de activiteit. Bedrijven moeten zelf beoordelen of er een verhoogde kans is op aardbevingen of overstromingen en ook wat de gevolgen van zo'n gebeurtenis kunnen zijn voor de veiligheid. Aan de hand daarvan kan een bedrijf in overleg met het bevoegd gezag vaststellen welke maatregelen nodig zijn om de gevolgen te beperken.
Bedrijven die onder de Seveso-richtlijn vallen en worden beschouwd als hogedrempelinrichting, moeten in het veiligheidsrapport ingaan op natuurlijke oorzaken van zware ongevallen, zoals aardbevingen of overstromingen.
Aanpak risicobenadering PGS 8
Een toelichting op de PGS-risicobenadering en hoe de PGS-teams deze hebben aangepakt staat in de Handreiking generieke risicobenadering.
De risicobenadering is uitgevoerd in sessies met het PGS 8 team, onder begeleiding van een externe deskundige, en is gebaseerd op een representatieve gangbare opslagsituatie met organische peroxiden. De risicobenadering is niet uitputtend. Het is altijd mogelijk dat zich scenario's voordoen die niet zijn beschreven.
De risicoanalyse geeft een kwalitatief inzicht in de kans en gevolgen van een scenario. Het PGS-team heeft de risico’s van de scenario’s geëvalueerd, geclassificeerd en gerangschikt. Daarbij is gebruikgemaakt van de kwalitatieve risicomatrix van de generieke risicobenadering. Hiermee is bepaald of het scenario relevant is voor de PGS. Als het scenario relevant is voor de PGS, identificeert het team maatregelen op basis van de huidige stand der techniek (bijvoorbeeld uit bestaande PGS'en, gehanteerde normen en andere referentiedocumenten). Als het om nieuwe activiteiten gaat, zal in overleg met betrokken experts worden bekeken welke maatregelen toegepast worden en/of toepasbaar zijn.
De risicomatrix is vervolgens gebruikt om te beoordelen of de maatregel:
- het risico vermindert,
- de kans op optreden van de ongewenste gebeurtenis verkleint, of
- de omvang of ernst van de gevolgen vermindert.
Voor de geïdentificeerde maatregelen is vervolgens getoetst of ze als maatregel in de PGS moeten worden opgenomen. Dit gebeurt op basis van de gezamenlijke kennis en inzichten van deskundigen in het PGS-team.
In dit deskundig oordeel worden dus meerdere aspecten meegewogen. In elk geval zijn dit wettelijke randvoorwaarden, zoals de best beschikbare techniek, de stand van de wetenschap en de arbeidshygiënische strategie. De positie van het scenario in de matrix is daarbij een hulpmiddel dat inzicht geeft. De risicomatrix kan niet worden gezien als normatief kader.
In Bijlage Q.1 staat een overzicht van de verschillende opslagsituaties die in de risicoanalyse zijn beoordeeld. Met daarbij het maximale 'kale' risico. Het kale risico is de situatie waarin het scenario zich kan ontwikkelen zonder dat er maatregelen zijn genomen.
Uitgangspunten risicoanalyse van PGS 8
Bij het uitvoeren van de risicoanalyse zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Opslag van organische peroxiden vindt altijd plaats in een gebouw, kast of andere afsluitbare opslagvoorziening.
- Verpakkingen met organische peroxiden zijn gesloten.
- Organische peroxiden zijn opgeslagen in de originele transportverpakking.
- Deuren van opslagvoorzieningen zijn dicht.
- Vluchtdeuren en vluchtwegen voldoen aan de regels van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
- Opslagvoorzieningen voldoen aan de nieuwbouweisen van het Besluit bouwwerken leefomgeving en de arboregelgeving. Dit stelt de eisen aan brandwerendheid (WBDBO) van 60 min van buiten naar binnen. Vanwege het grotere veiligheidsrisico van binnen naar buiten geldt voor de brandwerendheid een eis van 60 min dan wel een brandwerendheid van 30 min met aanvullende eisen voor de veiligheidsafstand. Vanwege de binnen-naar-buiteneis kan de veiligheidsafstand van de gevel tot de erfgrens groter zijn dan de afstand die wordt vereist in het Besluit bouwwerken leefomgeving.
4Scenario's
4.1Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de scenario's die realistisch en relevant zijn voor het opslaan van organische peroxiden.
Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de verschillende typen organische peroxiden en de verschillende typen opslagvoorzieningen:
- opslagvoorziening met verpakkingen en IBC’s;
- werkvoorraadruimten;
- doseervaten in een doseervatruimte;
- doseervaten op de werkvloer.
De scenario’s zijn verder onderverdeeld in categorieën van directe oorzaken:
- technische oorzaken, zoals falen van koelinstallaties;
- externe oorzaken, zoals uitval van nutsvoorzieningen of een brand in de omgeving van de opslag;
- natuurlijke oorzaken, zoals een hittegolf of blikseminslag;
- menselijke oorzaken, zoals bedieningsfouten of verkeerde handelingen met organische peroxiden.
In de risicoanalyse komen vergelijkbare scenario's meerdere keren voor. Het enige verschil is dan de aard van het gevolg. Bijvoorbeeld ‘Vallende verpakking met als gevolg persoonlijk letsel door blootstelling aan organische peroxiden’ en ‘Vallende verpakking met als gevolg explosie van damp ontledingsproducten’. Deze scenario's zijn in deze PGS samengevoegd.
Standaardverloop
De kern van alle scenario's die kunnen optreden bij het opslaan van organische peroxiden is dezelfde: ontleding van het peroxide door opwarming of verontreiniging. De ontwikkeling van de scenario's waarbij ontleding van organische peroxiden centraal staat, is in grote lijnen:
- opwarming organische peroxiden door uitval koeling, hittegolf, brand of verontreiniging;
- ontleding van organische peroxiden start of breidt zich uit;
- de temperatuur loopt op;
- verpakkingen gaan opbollen;
- ontledingsgassen komen vrij: componenten daarvan kunnen met lucht een explosief mengsel vormen;
- ontstaan van toxische ontledingsgassen;
- smelten, verweken of scheuren van verpakkingen door opwarming;
- thermische explosie van het organische peroxide;
- mogelijke ontsteking ontledingsgassen, spontaan of via ontstekingsbronnen;
- persoonlijk letsel en gezondheidsschade door blootstelling aan organische peroxiden, ontledingsgassen, brand of explosie;
- mogelijk ontstaan van secundaire branden eerst de overige verpakkingen in de opslag, brand van het opslaggebouw en verdere escalatie afhankelijk van afstand tot omgeving.
Voor alle scenario's geldt dat de ernst van de gevolgen en effecten afhankelijk is van de aard en de hoeveelheid van de opgeslagen stoffen. De brandsnelheid loopt uiteen van erg hoog (opslaggroep 1) tot geen of zeer laag (opslaggroep 4).
Scenario's en koppeling aan doelen en maatregelen
Elk scenario heeft een nummer. Het is weergegeven als S1, S2 en verder. Bij elk scenario horen doelen. Die zijn aangegeven met de nummers van de doelen, dus D1, D2 en verder. De beschrijvingen van de doelen staan in Hoofdstuk 6. Bij de maatregelen in Hoofdstuk 7 is steeds aangegeven welke scenario's daar een rol bij spelen.
Een overzicht van alle scenario's staat in Bijlage R.
4.2Scenario's opslagvoorzieningen met verpakkingen en IBC’s
Deze paragraaf bevat de scenario's voor opslagvoorzieningen met organische peroxiden in verpakking. Deze scenario's kunnen ook optreden in werkvoorraadruimten en ruimten met doseervaten.
Technische oorzaken
Externe oorzaken
Natuurlijke oorzaken
Menselijke oorzaken
4.3Scenario's werkvoorraadruimte
Voor een werkvoorraadruimte zijn de volgende aanvullende scenario's relevant.
Menselijke oorzaken
4.4Scenario's doseervaten
4.4.1Algemeen
Voor doseervaten zijn aanvullende scenario's relevant. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen doseervaten op een werkvloer en doseervaten in een daarvoor bestemde doseervatruimte.
4.4.2Doseervaten op de werkvloer
Technische oorzaken
Externe oorzaken
Natuurlijke oorzaken
Menselijke oorzaken
4.4.3Doseervaten in een daarvoor bestemde doseervatruimte
Technische oorzaken
Externe oorzaken
Natuurlijke oorzaken
Menselijke oorzaken
4.5Overige scenario's
5Richtingaanwijzer wet- en regelgeving
5.1Inleiding
Deel B van deze PGS beschrijft de doelen en maatregelen die kunnen worden getroffen om aan de doelen te voldoen en daarmee de veiligheid te waarborgen.
Elke maatregel beoogt een risico te verminderen. Dit gaat om hoge en middelhoge risico's voor:
- Omgevingsveiligheid: Het voorkomen van ongewone voorvallen en het beperken van de gevolgen daarvan voor de omgeving met het oog op het waarborgen van de veiligheid voor de omgeving;
- Arbeidsveiligheid: Het voorkomen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en het beperken van de gevolgen daarvan en het voorkomen van blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen;
- Brandbestrijding en Rampenbestrijding: Het beperken van de gevolgen van een brand, incident met gevaarlijke stoffen of ramp en het borgen van een doelmatige rampenbestrijding.
De meeste maatregelen hebben grondslagen in meerdere wetten. Bij elke maatregel staat deze grondslag vermeld. Daarmee wordt duidelijk dat:
- maatregelen die zijn gesteld voor de omgevingsveiligheid, moeten worden nageleefd op grond van de Omgevingswet. In Hoofdstuk 7 zijn deze maatregelen aangeduid met Omgevingsveiligheid (Omgevingsveiligheid) en met Brandpreventie(Brandpreventie en -mitigatie Omgevingsveiligheid);
- maatregelen die zijn gesteld in het belang van de arbeidsveiligheid en -gezondheid, moeten worden nageleefd op grond van de Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet. In Hoofdstuk 7 zijn deze maatregelen aangeduid met Arbeidsveiligheid (Arbeidsveiligheid);
- maatregelen die zijn gesteld in het belang van brand- of rampenbestrijding, moeten worden nageleefd op grond van de Wet veiligheidsregio's. In Hoofdstuk 7 zijn deze maatregelen aangeduid met Rampenbestrijding (Brand- of Rampenbestrijding).
In deel B staan eerst de doelen in Hoofdstuk 6 en daarna maatregelen in Hoofdstuk 7. De doelen zijn gekoppeld aan scenario's uit Hoofdstuk 4 en maatregelen zijn gekoppeld aan doelen uit Hoofdstuk 6 .
5.2Omgevingsveiligheid
5.2.1Algemeen
De Omgevingswet gaat over de fysieke leefomgeving en activiteiten die daar gevolgen voor hebben of kunnen hebben. Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) bevat regels voor milieubelastende activiteiten. Met het oog op het waarborgen van de veiligheid staan in het Bal regels over activiteiten met gevaarlijke stoffen.
5.2.2Omgevingsvergunning milieubelastende activiteit
Opslaan in opslagtanks en doseervaten
Artikel 3.24 van het Bal wijst opslaan van organische peroxiden in opslagtanks of verpakking die wordt gebruikt als opslagtank voor vloeistoffen aan als een milieubelastende activiteit. Voor deze milieubelastende activiteit is een omgevingsvergunning nodig. Het Bal bevat voor opslaan van organische peroxiden in opslagtanks of verpakking die wordt gebruikt als opslagtank voor vloeistoffen geen regels met het oog op het waarborgen van de veiligheid in Hoofdstuk 4. Er is dan ook geen algemene regel met de verplichting om te voldoen aan deze PGS-richtlijn. De maatregelen van deze PGS-richtlijn worden opgenomen in de omgevingsvergunning milieubelastende activiteit.
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) wijst deze PGS-richtlijn aan als informatiedocument. Het bevoegd gezag moet bij het beoordelen van de aanvraag omgevingsvergunning milieubelastende activiteit rekening houden met de PGS als informatiedocument.
5.2.3Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Opslaan in verpakking
Artikel 3.27 van het Bal wijst het opslaan van gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 5.2 in verpakking aan als een milieubelastende activiteit. Organische peroxiden vallen onder ADR-klasse 5.2. Het Bal geldt alleen als het gaat om het opslaan van 1 kg of meer organische peroxiden.
Paragraaf 4.99 van het Bal
Op grond van artikel 3.29 van het Bal moet bij het opslaan van organische peroxiden in verpakking worden voldaan aan de regels uit paragraaf 4.99 van het Bal. Paragraaf 4.99 van het Bal geldt alleen voor het opslaan in verpakking van niet meer dan 1 000 kg organische peroxiden van type C t/m F, waarvoor volgens het ADR geen temperatuurbeheersing nodig is. Voor alle andere situaties is er voor het opslaan van organische peroxiden een omgevingsvergunning milieubelastende activiteit nodig. Dit staat in artikel 3.28 van het Bal.
Paragraaf 4.99 van het Bal bevat regels met het oog op het waarborgen van de veiligheid bij het opslaan van organische peroxiden, en verwijst direct naar PGS 8. Er is geen nadere specificering van welke delen uit PGS 8 van toepassing zijn. Er geldt wel een uitzondering voor organische peroxiden in LQ verpakkingen. Die mogen ook volgens PGS 15 worden opgeslagen. Dat staat in artikel 4.1019, lid 2 van het Bal.
Het waarborgen van de veiligheid is nader ingevuld met de doelen die zijn omschreven in Hoofdstuk 6 van deze PGS-richtlijn. Om aan de regels van paragraaf 4.99 te voldoen moeten alleen maatregelen worden getroffen die gaan over de veiligheid van de omgeving. Het gaat dan om de maatregelen die in Hoofdstuk 7 zijn opgenomen met het belang van de omgevingsveiligheid als oogmerk. Deze zijn herkenbaar aan de markeringen Omgevingsveiligheid en Brandpreventie.
Toepassingsbereik Bal en deze PGS-richtlijn
Het toepassingsbereik van deze PGS-richtlijn kan breder zijn dan het toepassingsbereik van paragraaf 4.99 van het Bal. De eisen uit deze PGS-richtlijn gelden alleen als direct werkende verplichtingen, als de activiteit valt binnen het toepassingsbereik van paragraaf 4.99.
Paragraaf 4.99 van het Bal geldt niet voor het opslaan van organische peroxiden in verpakking waarvoor een omgevingsvergunning milieubelastende activiteit nodig is. Het bevoegd gezag neemt de regels voor het opslaan van organische peroxiden op in de omgevingsvergunning. Daarbij gebruikt het deze PGS-richtlijn.
Gelijkwaardige maatregelen
De Omgevingswet en het Bal maken het mogelijk om een andere maatregel te treffen dan de voorgeschreven maatregel.
Voor de maatregelen in deze PGS-richtlijn is het nodig om vooraf toestemming van het bevoegd gezag te krijgen voor het toepassen van een gelijkwaardige maatregel. Er mag niet met de activiteit worden gestart voordat er toestemming is met een besluit van het bevoegd gezag.
Voor de maatregelen in deze PGS-richtlijn is het bij het treffen van een gelijkwaardige maatregel niet nodig om vooraf toestemming van het bevoegd gezag te hebben. Het is wel verplicht om het toepassen van een gelijkwaardige maatregel vooraf te melden. Voorwaarde is dat met de andere maatregel ten minste hetzelfde resultaat wordt bereikt als met de voorgeschreven maatregel is beoogd. Het moet een gelijkwaardige maatregel zijn. Het bevoegd gezag milieu heeft vier weken de tijd om de gelijkwaardigheid vooraf te toetsen. Als dat niet is gedaan, heeft zij de mogelijkheid om achteraf (tijdens het toezicht) vast te stellen of de andere maatregel daadwerkelijk gelijkwaardig is.
Meer concreet: waar het Bal voorschrijft dat – met het oog op het waarborgen van de veiligheid – moet worden voldaan aan deze PGS-richtlijn, mag dus ook een andere gelijkwaardige maatregel worden getroffen. Het bevoegd gezag toetst de gelijkwaardigheid aan het oogmerk van de voorgeschreven maatregel. Zoals hiervoor al is aangegeven, wordt dit oogmerk ingevuld met de doelen van deze PGS-richtlijn. Het gaat er dan om dat in dezelfde mate wordt bijgedragen aan het realiseren van het gestelde doel. Bij de beoordeling van de gelijkwaardigheid spelen de scenario's en de doelen die zijn weergegeven in Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 6 van deze PGS-richtlijn, daarom een belangrijke rol.
Naast een beoordeling op gelijkwaardigheid in het kader van omgevingsveiligheid kan voor een bepaalde maatregel ook een beoordeling nodig zijn op gelijkwaardigheid voor arbeidsveiligheid of brand- en rampenbestrijding. Dit is het geval als naast de Omgevingswet (Omgevingsveiligheid of Brandpreventie )ook de Arbeidsomstandighedenwetgeving (Arbeidsveiligheid ) of de Wet veiligheidsregio's ( Rampenbestrijding) de wettelijke grondslag is voor de maatregel. 5.2.4 geeft uitleg over gelijkwaardigheid in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet.
Maatwerk in Bal
Het Besluit activiteiten leefomgeving biedt ruime mogelijkheden voor maatwerk. Hierdoor is het mogelijk om in specifieke gevallen onnodige belemmeringen voor het uitvoeren van activiteiten weg te nemen. Dit biedt een initiatiefnemer bijvoorbeeld kansen voor innovatieve activiteiten. Maatwerk kan in specifieke gevallen ook nodig zijn voor bescherming van de fysieke leefomgeving, bijvoorbeeld als aanvullende maatregelen nodig zijn om significante verontreiniging tegen te gaan of om aan omgevingswaarden te voldoen. Dat mogelijkheid tot maatwerk ruim wordt geboden, betekent niet dat maatwerk breed moet worden toegepast. Uiteraard is maatwerk geen vrijbrief voor het naar eigen inzicht aanpassen van de regels. Zo is maatwerk uitdrukkelijk niet bedoeld om zonder aanleiding af te wijken van de in algemene regels geformuleerde preventieve en technische maatregelen. Maatwerk moet steeds adequaat worden gemotiveerd, en het toepassen van maatwerk is voorzien van rechtsbescherming.
Richtingaanwijzer Bal en PGS-richtlijn
Op grond van artikel 3.29 van het Bal moet bij het opslaan van organische peroxiden in verpakking worden voldaan aan de regels in paragraaf 4.99 van het Bal. Maar alleen als er voor het opslaan geen omgevingsvergunning milieubelastende activiteit nodig is.
In artikel 4.1019 van paragraaf 4.99 van het Bal staat dat bij het verrichten van de activiteit moet worden voldaan aan deze PGS-richtlijn. Voor het deel van de milieubelastende activiteit waarvoor een omgevingsvergunning milieubelastende activiteit nodig is en waarop de algemene regels van paragraaf 4.99 van het Bal niet van toepassing zijn, worden de maatregelen als voorschrift in de omgevingsvergunning milieubelastende activiteit opgenomen.
Omgevingsveiligheid/Bal: | |
Om aan artikel 4.1019 van het Bal te voldoen treft degene die de activiteit verricht de volgende maatregelen: | MW1, M2, M3, M4, M5, M6, M7, M8, M9, M10, M11, M12, M13, M14, M15, M16, M17, M18, , M20, M21, M22, M23, M24, M25,M26, M27,M28, M29, M30, M31, M32, M33, M34, M35, M36, M37, M38, M39, M40, M41, M42, M43, M44, M45, M46, M48, M49, M50, M51, M52, M53, M54, M56, M57, M58, M59, M60,M61 , M62, M63, M64, M65, M66, M67, M71, M72, M73, M74, M75, M76, M77, M78, M79, M80, M81, M82, M83, M84, M85, M86, M87, M88, M89, M90, M91, M93, M94, M95, M102, M103, M104,M105, M106, M107, M108, M109, M110, M111, M112, M113. |
5.2.4Externe veiligheidsafstanden
Een externe veiligheidsafstand zorgt voor bescherming van gebouwen en locaties waar mensen gedurende een periode verblijven. Het gaat om gebouwen en plekken buiten de begrenzing van de locatie van de activiteit.
Voor het opslaan van organische peroxiden zijn geen vaste externe veiligheidsafstanden vastgesteld. Op grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) kan het wel nodig zijn dat een externe veiligheidsafstand moet worden berekend.
Toelichting:
Dit is in theorie mogelijk als het gaat om het opslaan van meer dan 10 000 kg in een opslagplaats, en als het gaat om brandbare stoffen met bepaalde samenstelling. Zie Bkl bijlage VII, onder E5.
Bij het uitvoeren van de risicoanalyse en het opstellen van deze PGS-richtlijn is het uitgangspunt dat mogelijke gevolgen van een optredend scenario niet verder reiken dan de grens van de locatie van de activiteit. In dat geval zijn er geen externe veiligheidsafstanden.
5.2.5Omgevingsplan
Het omgevingsplan bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die de gemeente stelt binnen haar grondgebied.
De gemeente kan bijvoorbeeld regels stellen ten aanzien van bluswatervoorzieningen, bereikbaarheid van hulpdiensten en opstelplaatsen voor de brandweer. Activiteiten met gevaarlijke stoffen kunnen van invloed zijn op deze maatregelen en een PGS- richtlijn kan invulling geven aan die maatregelen.
Het gaat dan om maatregelen die in Hoofdstuk 7 zijn opgenomen met het belang van de omgevingsveiligheid als oogmerk. Deze zijn herkenbaar aan de markeringen Brandpreventie.
5.3Arbeidsveiligheid
In de Arbeidsomstandighedenwet staan verplichtingen met het oog op de veiligheid en gezondheid van werknemers. Voor bedrijven waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen, zijn het voorkomen van ongevallen met die stoffen en het beperken van de gevolgen daarvan voor werknemers belangrijke doelen. Een ander belangrijk doel is het voorkomen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen bij werknemers.
In het Arbeidsomstandighedenbesluit, een verdere uitwerking van de doelvoorschriften in de Arbeidsomstandighedenwet, staan nadere regels waaraan zowel werkgever als werknemer zich moet houden om arbeidsrisico's tegen te gaan. De Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit geven in sommige artikelen de minister van SZW de bevoegdheid om nadere regels te stellen. Deze zijn uitgewerkt in de Arbeidsomstandighedenregeling. Deze regeling geeft dus nadere uitleg voor bepaalde onderwerpen uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit maar behoort ook tot de reguliere wetgeving. Een bedrijf kan dus te maken hebben met de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling.
De overheid geeft via de Arbeidsomstandighedenwet een wettelijk kader met zo min mogelijk regels en administratieve lasten. Werkgevers en werknemers kunnen samen afspraken maken over hoe zij kunnen voldoen aan de voorschriften die de overheid stelt. Deze afspraken kunnen worden vastgelegd in een arbocatalogus. Een arbocatalogus is van kracht voor een bedrijfstak. Deze catalogus beschrijft technieken en manieren, goede praktijken, normen en praktische handleidingen voor veilig en gezond werken.
Daarnaast spelen de PGS-richtlijnen een belangrijke rol bij het bepalen of werkgevers aan hun wettelijke verplichtingen voldoen. De Inspectie SZW betrekt de PGS- richtlijnen bij het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften en de handhaving daarvan. De Inspectie SZW moet de maatregelen die zijn aangewezen in de beleidsregel PGS-richtlijnen gebruiken, bij het toezicht op de naleving. Een vanuit arbeidsomstandigheden gezien gelijkwaardige maatregel kan eveneens worden toegepast indien deze voldoet aan de criteria uit Hoofdstuk 8. Eventueel kan de Inspectie SZW maatregelen uit een PGS-richtlijn via een eis tot naleving verplicht stellen. Dit staat in artikel 27 van de Arbeidsomstandighedenwet.
De maatregelen met het oog op arbeidsveiligheid zijn te herkennen aan Arbeidsveiligheid
Gelijkwaardige maatregelen
In Hoofdstuk 8 staat beschreven wat de criteria zijn voor gelijkwaardige maatregelen vanuit arbeidsomstandigheden gezien.
Arbeidsveiligheid: | |
Om aan de Arbeidsomstandighedenwet te voldoen voor een PGS-doel wordt in elk geval voldaan aan de volgende maatregelen: | MW1,M2, M3, M5, M7, M14, M15, M16, M17, M18, M19, M20, M21, M22,M23, M24, M25, M26, M27, M28, M29, M30, M31, M32, M35, M36, M37, M38, M39, M40, M41, M42, M43, M44, M45, M46, M47, M48, M49, M50, M51, M52, M53, M54, M55, M59, M60, M61, M65, M66, M67, M68, M69, M70, M71, M73, M74, M75, M76, M77, M78, M79, M80, M81, M82, M83, M84, M85, M86, M87, M88, M89, M90, M91, MW92, M93, M94, M95MW96, MW97, MW98, MW99, MW100, MW101, M102, M103, M104,M105, M106 , M107, M108, M109, M110, M111,M112, M113. |
5.4Brand- en rampenbestrijding
De veiligheidsregio's hebben de taak om gemeenten te adviseren over branden, rampen en crises. Dit staat in artikel 10 van de Wet veiligheidsregio's (Wvr).
De brandweer is een onderdeel van de veiligheidsregio. De taken van de brandweer staan in artikel 25 Wvr. Dit zijn:
- het voorkomen, beperken en bestrijden van brand;
- het beperken van brandgevaar;
- het voorkomen, beperken en bestrijden van ongevallen anders dan bij brand.
Daarnaast dragen de veiligheidsregio's zorg voor:
- de voorbereiding op de bestrijding van branden, rampen en crises;
- het organiseren van de rampenbestrijding;
- het adviseren van andere overheden en organisaties op het gebied van brandpreventie, brandbestrijding en het voorkomen, beperken en bestrijden van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Hiertoe hoort ook het adviseren van het bevoegd gezag Omgevingswet over voorschriften voor brandbestrijding en rampenbestrijding in omgevingsvergunningen.
Tot slot hebben de veiligheidsregio's een wettelijke taak tot het uitvoeren van inspecties bij Seveso-inrichtingen (artikel 13.17 van het Omgevingsbesluit en artikel 61 van de Wvr) en het opleggen van een bedrijfsbrandweeraanwijzing (artikel 31 van de Wvr).
Bij het uitvoeren van deze taken gebruiken de veiligheidsregio's PGS-richtlijnen. Brandbestrijding en rampenbestrijding omvat brandveiligheid, maar ook het ongecontroleerd vrijkomen van gevaarlijke stoffen die een bedreiging vormen voor de omgeving.
Algemene (brand)veiligheidseisen voor bouwwerken zijn geen onderdeel van PGS- richtlijnen maar volgen uit het Bbl. De maatregelen die zijn gericht op brandpreventie en brandbestrijding op grond van de Omgevingswet, zijn aangeduid met Brandpreventie.
De maatregelen die zijn gesteld in het belang van de brandbestrijding en rampenbestrijding op grond van de Wvr, zijn aangeduid met Rampenbestrijding.
6Doelen
6.1Inleiding
In dit hoofdstuk zijn de doelen beschreven die relevant zijn voor het veilig opslaan van organische peroxiden. Met deze doelen is beoogd het risico zo veel mogelijk te beperken.
De indeling van de doelen is gebaseerd op de verschillende situaties voor het opslaan van organische peroxiden. Het gaat om opslagvoorzieningen, werkvoorraadruimten en doseervaten. Daarnaast is er een aantal algemene doelen die voor alle opslagsituaties gelden.
Bij elk doel staat met welke maatregelen aan het doel kan worden voldaan. Hierbij is het onderwerp van de maatregel vermeld. De volledige maatregel is beschreven in Hoofdstuk 7.
Elk doel heeft een uniek nummer. Bij de maatregelen in Hoofdstuk 7 staat steeds vermeld aan welke doelen de maatregel invulling geeft.
Een overzicht met alle doelen staat in Bijlage S.
6.2Doelen
6.2.1Algemene doelen
6.2.2Doelen opslagvoorziening
De doelen in deze paragraaf gaan over alle opslagvoorzieningen met organische peroxiden.
6.2.3Doelen doseervaten
Deze doelen zijn aanvullend op de doelen van de opslagvoorzieningen.
7Maatregelen
7.1Inleiding bij de maatregelen
Dit hoofdstuk bevat maatregelen voor het veilig opslaan van organische peroxiden. Het bevat de verschillende preventieve en repressieve maatregelen die invulling geven aan de doelen zoals opgenomen in hoofdstuk 0. Dit kunnen bouwkundige, (installatie)technische en organisatorische maatregelen zijn. Als deze maatregelen zijn getroffen, wordt in elk geval aan de gestelde doelen voldaan.
Elke maatregel heeft een nummer en een onderwerp. Dit nummer en onderwerp komen overeen met de aanduiding van de maatregel bij de doelen in hoofdstuk 0.
Bij elke maatregel is met de markeringen Omgevingsveiligheid, Brandpreventie, Arbeidsveiligheid en Rampenbestrijding aangegeven wat de wettelijke basis is.
Omgevingsveiligheid Maatregel gericht op omgevingsveiligheid met een grondslag in de Omgevingswet
Brandpreventie Maatregel gericht op brandpreventie en brandbestrijding met een grondslag in de Omgevingswet (adviesrol Veiligheidsregio/brandweer)
Arbeidsveiligheid Maatregel gericht op arbeidsveiligheid met een grondslag in de Arbeidsomstandighedenwet B
Rampenbestrijding Maatregel gericht op brand- of rampenbestrijding met een grondslag in de Wet veiligheidsregio's
Maatregelen die vergelijkbaar zijn met direct geldende eisen uit andere wetgeving, zijn herkenbaar aan een oranje kader. Deze maatregelen hebben de letters 'MW' voor het nummer. Onder deze maatregelen staat een referentie naar de wettelijke bepaling bij de desbetreffende maatregel.
Toepassingsbereik maatregelen
Bij alle maatregelen staat voor welke opslagsituatie deze geldt. In Bijlage T staat voor de verschillende opslagsituaties aangegeven welke maatregelen van toepassing zijn.
Uitgangspunten
Sommige maatregelen zijn bij de risicoanalyse als uitgangspunt gehanteerd. Dit houdt in dat dit het startpunt was voor het vaststellen van de maatregelen die bij een scenario nodig zijn om het doel te behalen. Deze uitgangspunten staan in Paragraaf 9.3.
7.2Basisveiligheid
7.3Opslagvoorziening voor organische peroxiden
7.3.1Algemeen
7.3.2Uitvoering en ligging
Tabel 8 – Soort opslagvoorziening
Hoeveelheid | Hoeveelheid | Soort opslag | |||
Vrijstaand | Tegen gebouw | In gebouw grenzend aan buitenmuur of dak | In gebouw niet grenzend aan buitenmuur of dak | ||
≤ 30 kg | Alle | Ja | Ja | Ja a | Ja a |
≤ 150 kg | 1 | Ja | Ja | Nee b | Nee |
2, 3 en 4 | Ja | Ja | Ja a | Nee | |
≤ 1 000 kg | 1 | Ja | Nee | Nee | Nee |
2, 3 en 4 | Ja | Ja | Nee b | Nee | |
> 1 000 kg | Alle | Ja | Nee | Nee | Nee |
a Voor deze situaties geldt dat ook opslag op een verdieping is toegelaten. b Opslaan grenzend aan het dak mag wel, maar alleen als het dak onbrandbaar is volgens M12 (Opslagvoorziening – Dak onbrandbaar bij nooddrukontlasting). |
7.3.3Bouwkundige maatregelen en voorzieningen
Brandwerendheid
7.3.4Verwarming
7.3.5Koeling
7.3.6Temperatuurmeting en alarmering
7.3.7Ventilatie en luchtcirculatie
7.3.8Nooddrukontlasting
7.3.9Toegankelijkheid
7.3.10Handelingen en werkzaamheden
7.3.11Opvang voor product, koelwater en bluswater
7.4Onderhoud, inspectie, documentatie en training
7.4.1Onderhouden en inspecteren
7.4.2Registreren en documenteren
7.4.3Opleiden en trainen
7.5Veiligheid
7.5.1Algemeen
7.5.2Interne veiligheidsafstanden
Een interne veiligheidsafstand zorgt voor bescherming van gebouwen en plekken waar mensen kunnen verblijven. Het gaat om gebouwen en plekken binnen de begrenzing van de locatie van de activiteit. Een interne veiligheidsafstand kan ook voorkomen dat een incident leidt tot een domino-effect buiten deze begrenzing.